Zorg voor gevarieerde feedback, maar ga vooral door met communiceren.

Ga vooral in op de inhoud. Dat kinderen zich verstaanbaar kunnen maken, zich kunnen en durven uiten en in gesprek kunnen gaan met anderen, is het allerbelangrijkste. Goed of fout is in die zin van ondergeschikt belang. Reageer bij voorkeur op een impliciete manier op taalfouten. Dat kan door te expanderen of te modelleren.

Corrigeren betekent dat je de (foute) uiting van een kind in een verbeterde vorm herhaalt. Bij expanderen neem je de uiting van het kind over, breid je die uit en geef je die in een goede vorm terug. Modelleren betekent het goede taalvoorbeeld geven. Je corrigeert of expandeert dan niet, maar staat model.

Een uiting als ‘Dat is fout’ remt de zin om te spreken. Toch kan ook die expliciete manier van corrigeren soms aangewezen zijn. Zo is expliciete taalfeedback nodig bij geheugenfouten, bijvoorbeeld wanneer kinderen herhaaldelijk een verkeerde betekenis toekennen aan een woord (Verkinderen, 2016).

 

Meer lezen

Verkinderen, S. (2016). Taal laten groeien. Mechelen: Plantyn.